In de schuur achter zijn huis, tussen verroeste bijlen, oude Duitse helmen en een lasapparaat dat zachtjes zoemt, werkt Henk Smit geconcentreerd aan een nieuw monument. Het is winter. Buiten tikt de regen tegen het dak, binnen brand zachtjes het licht. Henk heeft de tijd. Henk neemt ook de tijd.
geschreven door: Bram Veninga – 6 juni 2025
“Henk, je kent het verhaal van Joe Huntley wel toch?” vroeg een boer, terwijl ze stonden aan de rand van een weiland, waar het gras dik en vochtig onder hun voeten lag. De lucht was fris, de vogels floten alsof er niets aan de hand was, alsof er nooit iets gebeurd was op deze plek.
“Tuurlijk,” antwoordde Henk. De naam Joe Huntley had hij al vaker gehoord, als kind al, bij de verhalen die over tafel gingen. Aan de keukentafel thuis, bij de buurman, zelfs in de supermarkt. Overal in zijn jeugd dook de oorlog op in flarden, in zinnen, in verzwegen blikken. Ondanks dat het verhaal voor hem bekend was luisterde hij nog altijd alsof het de eerste keer was, toen de boer hem vertelde over wat er in 1944 in het weiland was gebeurd. Tussen het fluiten van vogels, het loeien van koeien en het zachte gegrom van varkens, stortte daar een vliegtuig neer. Neergeschoten door de Duitsers. Negen mannen aan boord, acht overleefden, één niet. Joe Huntley. Zijn parachute bleef dicht. Een boer rende eropaf, maar het was al te laat. De boer en Henk Smit spraken lang over deze gebeurtenis. Toen besefte Henk dat de verhalen die hem al sinds zijn jeugd bezighouden langzaam verdwijnen. En daar wilde hij wat aan doen, toen hij later een rode, bijna hartvormige steen vond tijdens zijn werk als kraanmachinist, komt zijn inspiratie voor een monument voor Huntley. Een hele winter werkt die daaraan in zijn werkplaats. In alle rust, want een deadline heeft hij niet. Toen hij het monument geplaatst had kreeg hij veel positieve reacties vanuit het dorp. Mensen waardeerden het visueel maken van de historie. Mensen bleven even staan, lazen het verhaal, raakten geïnteresseerd en geïntrigeerd door het verhaal van Huntley. Wanneer Smit ook in zijn dagelijks leven wordt aangesproken over het monument besloot Henk Smit:” Op alle crashsides moeten monumenten komen!”
Henk Smit was vanaf jongs af aan geobsedeerd met de oorlog. De oorlog zou uiteindelijk een belangrijke rol in zijn leven spelen. Hij reisde de wereld rond, trok langs de kille barakken van voormalige concentratiekampen, liep in de voetsporen van soldaten op de stranden van Normandië. Hij zoog de verhalen op van verzetsstrijders, veteranen, nabestaanden. Hij werd een verzamelaar van herinneringen, een stille hoeder van het verleden.
Na de positieve reacties op het eerste monument ging Henk door naar de Flakstop crashside. Voor de Flakstop bouwde hij een herdenkingssteen voor vijf piloten, Charles Wagner, Joseph E.Tracy, Francis Shaffer, Fred V.Richmond en George L.James waren de namen van deze oorlogshelden. In IJhorst maakte hij een vliegtuig van staal ter nagedachtenis aan G.F.B. Newport Tinley, B.M. Pick, B.S. Nixon, C.A. Howard, H.C. Taylor en C.C. Hayes. Zij waren door verraad om het leven gekomen tijdens een geheime wapendropping. Een spuitbedrijf uit het dorp hielp spontaan met de afwerking van het vliegtuig, wat liet zien hoe erg deze gebeurtenissen in de gemeenschap leefde. Voor Frank Crowley, een Canadese soldaat, gebruikte Henk originele oorlogsmaterialen voor het monument. En voor J.R. Thompson, A.E. Blackwell en E.C.B. Williams waagde hij zich voor het eerst aan beeldhouwen. “Ik had trillende handen,” vertelt hij, “want wat je weghaalt, komt niet terug.” Met uiterste precisie werkte hij aan een beeld van handen die het hoofd omsluiten, een pose van rouw en reflectie. Achteraf had hij misschien liever een andere houding gekozen, een waarin ook de benen zichtbaar waren, maar de reacties waren alsnog erg positief.
In de zoektocht naar verhalen over de oorlog sprak Henk Smit ook met veel mensen die de oorlog hadden meegemaakt. Zo ook met de heer Potman. De heer Potman was 84 toen Henk hem voorzichtig vroeg naar zijn oorlogsverleden. “Dit heb ik zelfs mijn zoon nooit verteld,” begon hij, terwijl ze aan de keukentafel zaten. Hij vertelde over een wapendropping waarbij hij met een groep wapens had buitgemaakt. Vlak voor hun terugkomst in Staphorst werden ze betrapt. “In paniek pakte ik een wapen… en begon te schieten,” fluisterde hij. Op dat moment veranderde er iets. Potman werd nat van het zweet, zijn handen trilden, zijn blik ver weg. Een herbeleving, alsof het verleden zich opnieuw voltrok. Henk luisterde, stil en vol respect, maar voelde achteraf twijfel. Had hij niet te veel gevraagd? Een paar maanden later overleed Potman: “Daar heb ik mij toch een soort schuldig over gevoeld, een soort onzeker, heb ik hem niet te veel gepusht, heb ik hem wel genoeg beschermt tijdens het gesprek. Maar uiteindelijk weet je ook dat het niet zo is. Maar ik heb wel jarenlang een soort naar gevoel daaraan overgehouden.
Inmiddels heeft Henk zes van de zeven crashlocaties voorzien van een monument. Er is er nog één over. “En eerlijk gezegd… ik weet nog niet wat ik ga maken,” zegt hij. Hij lacht, schraapt zijn keel. “Maar het komt vanzelf. Dat doet het altijd.”
Want voor Henk is het geen hobby. Geen kunstproject. Het is een plicht. Voor de mannen die streden voor de vrijheid waar wij nu in leven. En voor de jongeren, die langsfietsen, stilstaan, en misschien even denken: wie waren zij?
En wie maakt zich vandaag nog druk om hun verhaal?
Henk in ieder geval wel.